Mag de bank de bankrelatie opzeggen na cliëntenonderzoek?
vrijdag 3 maart 2023
Diana Mensinga is een specialist in bankzaken die voortdurend successen boekt tegen banken of financieringsinstellingen. Zij staat cliënten bij in zaken waarin bijvoorbeeld de financiering is opgezegd of de bancaire relatie onder druk staat. In veel gevallen is dat aan de bank verwijtbaar. De ervaring leert dat ondernemingen vaak niet zijn opgewassen tegen het bankensysteem en daar dreigen de wrange vruchten van te plukken. Diana procedeert daarom met regelmaat (in kort geding) tegen banken om dat tegen te gaan.
Herkent u zich in dergelijke situaties? Diana kan u vrijblijvend te woord staan om te bespreken wat zij voor u kan doen.
BEL DIANA OF LAAT U TERUGBELLEN
Diana publiceert regelmatig in tijdschriften. De onderstaande publicatie schreef zij over het bankenrecht.
“Better safe than sorry”
Banken liggen onder een vergrootglas. Zij moeten voldoen aan strenge wet- en regelgeving. Banken zijn verplicht om hun klanten te screenen op het gebied van witwassen en/of ondersteuning van terrorisme. De ervaring leert dat banken deze screeningsopdrachten van De Nederlandse Bank en de AFM strikt en krampachtig uitvoeren. Dat is op dit moment met name terug te zien bij (rechts)personen die actief zijn in de agri-sector, de vastgoedsector, de seksindustrie en ondernemingen die handelen met risicolanden.
Banken controleren strenger, vaker en komen eerder dan voorheen tot het oordeel dat de klant een te groot integriteitsrisico voor de bank vormt. Banken staan onder grote druk. Zij slaan daarom door in hun controles. De bank moet haar klantdossiers op orde hebben. Daarnaast wil een bank niet worden betrokken bij witwaspraktijken. Mede hierdoor komt het steeds vaker voor dat banken een bankrelatie met een klant ten onrechte opzeggen. Better safe than sorry, zo lijkt. Uiteraard zijn er daarentegen ook genoeg situaties en voorbeelden waarin de bank de bankrelatie wel terecht opzegt.
Een onderneming is zonder (toegang tot) een bankrekening niet levensvatbaar. Natuurlijke personen hebben een wettelijk recht op een basisrekening (en kunnen zich bij een opzegging door de bank op dit wettelijke recht beroepen). Voor ondernemers bestaat hierover geen wetgeving. Het maatschappelijk belang van het hebben van een bankrelatie c.q. een bankrekening is groot. Dit brengt met zich mee dat banken telkens zeer zorgvuldig met hun opzeggingsbevoegdheden moeten omgaan. De ervaring laat zien dat dat lang niet altijd gebeurt.
Als een bank tot het besluit komt dat een bestaande klant een te groot integriteitsrisico vormt, dan zal de bank de relatie met die klant willen opzeggen. Hieraan gaat veelal een zogenoemd cliëntenonderzoek vooraf. Op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft), de Wet op het financieel toezicht (Wft) en de Sanctiewet (Sw) zijn banken verplicht om te weten wie hun klanten zijn. Daarnaast moeten banken maatregelen nemen om te voorkomen dat bankrekeningen worden misbruikt voor witwassen. Het is het cliëntenonderzoek dat in geschillen over de opzegging vaak ter discussie staat. Tegelijkertijd is het ook de wijze van afhandeling van ditzelfde cliëntenonderzoek door de klant zelf die in dergelijke kwesties vaak het verschil kan maken. Hoe en waarom? Dat leest u in vogelvlucht in dit artikel. Dat spitst zich toe op de ondernemer, omdat voor de ondernemer geen wettelijk recht op een (bank)rekening bestaat.
In dit artikel wordt eerst aandacht besteed aan de gevolgen van de opzegging van de bankrelatie door de bank. Ondernemers zijn zich hiervan niet altijd bewust. Daarna ga ik in op het toetsingskader dat de bank bij een beoogde opzegging (zou) moet(en) hanteren. Vervolgens behandel ik de mogelijkheden die er zijn om actie tegen de opzegging van de bankrelatie te ondernemen. Afsluitend geef ik een aantal best practices voor de klant en diens adviseur die met een cliëntenonderzoek en/of opzegging worden geconfronteerd.
Gevolgen opzegging bankrelatie
Een beëindiging van een bankrelatie kan grote gevolgen hebben. Stelt u zich voor dat u of uw ondernemende klant per morgen geen gebruik meer kan maken van een bankrekening:
- er kunnen geen betalingen meer worden ontvangen;
- er kunnen geen betalingen meer worden verricht;
- leveranciers kunnen niet worden betaald;
- opdrachten / werkzaamheden worden daardoor niet uitgevoerd;
- salarissen kunnen niet worden uitbetaald;
- et cetera, et cetera.
En denkt u zich daarnaast in dat de opzegging van de bankrelatie niet alleen de opzegging van bankrekeningen in zich draagt, maar bijvoorbeeld ook de beëindiging van:
- hypotheken;
- kredieten;
- en eventuele andere diensten.
Opzegging bankrelaties met gelieerde partijen en domino-effect
Verder brengt de opzegging van de bankrelatie met de onderneming in bepaalde gevallen ook met zich mee dat de bankrelatie met de bestuurder(s) wordt opgezegd (mits deze bij dezelfde bank bankieren). Een dubbel probleem dus. Maar hiermee is de kous nog niet af. Het aanvragen en verkrijgen van een nieuwe bankrekening neemt tegenwoordig meerdere weken tot maanden in beslag. Ondernemingen hebben vaak geen tijd om zonder lopende bankrekening hierop te wachten omdat het voortbestaan van de onderneming in gevaar komt. Bij een aanvraag zal de nieuwe bank bij klanten uit hoge risicofactoren ook vragen of zich bij een voormalige bank dergelijke opzeggingsperikelen hebben voorgedaan. De klant is dan gehouden juiste informatie over de eerdere beëindiging van de bankrelatie verstrekken. Die informatie zal voor de nieuw aangezochte bank vaak juist een reden zijn geen bankrelatie te willen aangaan. Er valt dus wat voor te zeggen om als onderneming bij verschillende banken te bankieren en/of als bestuur/vennoot/maat/eigenaar van die onderneming bij een andere bank te bankieren dan waar de onderneming bankiert.
Wat ook regelmatig gebeurt, is dat de resultaten van een (verscherpt) cliëntenonderzoek ertoe leiden dat de bank onderzoek doet naar diens relaties (voor zover deze bij dezelfde bank bankieren). Denk bijvoorbeeld aan de entiteit die aandeelhouder is in meerdere rechtspersonen. Dit kan aan de orde zijn bij verdachte transacties. Daarnaast kan de bank menen dat bepaalde integriteitsrisico’s in de ene onderneming uitstralen op de aan deze gelieerde ondernemingen. Met als gevolg dat de bank ook de relaties met die gelieerde ondernemingen onder de loep neemt en uiteindelijk opzegt.
Big brother is watching you
Afsluitend worden ondernemingen/personen vaak opgenomen in de interne signaleringssystemen van banken. Als verdenking van fraudedelicten wordt vermoed, kan de (voormalige) klant ook worden opgenomen in het EVR-register. Het gevolg hiervan is dat de onderneming of persoon geen financiële producten meer kan afnemen. Men komt hierdoor volledig klem te zitten in een vicieuze cirkel.
Het cliëntenonderzoek
De Wwft verplicht instellingen, waaronder dus ook de banken, om cliëntenonderzoek te verrichten. Voor een groot deel mag een instelling de mate van het cliëntenonderzoek op een op risico gebaseerde wijze vormgeven. Dit betekent dat de instelling in elk geval cliëntenonderzoek doet, maar dat de intensiteit van het onderzoek (mede) wordt bepaald door de risico’s die bepaalde typen cliënten, producten, diensten, leveringskanalen, transacties en landen- of gebieden met zich meebrengen. Instellingen treffen daarbij extra maatregelen in de gevallen waar een hoger risico bestaat op witwassen en/of financiering van terrorisme. Hierbij staat de eigen verantwoordelijkheid van de instelling voorop: de instelling spant zich in om op de hoogte te zijn van technieken en methodologieën van witwassen en financieren van terrorisme, actuele ontwikkelingen, relevante risico-indicatoren en verwerkt dit in hun beleid, procedures en maatregelen.
Het cliëntenonderzoek stelt de bank in staat om:
- de cliënt te identificeren, en zijn of haar identiteit te verifiëren;
- de uiteindelijk belanghebbende (UBO’s) van een cliënt te identificeren en redelijke maatregelen te nemen om zijn identiteit te verifiëren;
- indien de cliënt een rechtspersoon is: redelijke maatregelen te nemen om inzicht te verwerven in de eigendoms- en zeggenschapsstructuur van de groep waartoe een cliënt behoort;
- het doel en de beoogde aard van de zakelijke relatie vast te stellen;
- een voortdurende controle op de zakelijke relatie en de tijdens de duur van deze relatie verrichte transacties uit te oefenen om zich ervan te verzekeren dat deze overeenkomen met de kennis die de instelling heeft van de cliënt en diens risicoprofiel, met zo nodig een onderzoek naar de bron van de middelen die bij de zakelijke relatie of de transactie gebruikt worden;
- vast te stellen of de natuurlijke persoon die de cliënt vertegenwoordigt daartoe bevoegd is en wanneer er inderdaad sprake is van vertegenwoordiging de natuurlijke persoon te identificeren en diens identiteit te verifiëren;
- redelijke maatregelen te nemen om te verifiëren of de cliënt ten behoeve van zichzelf optreedt dan wel ten behoeve van een derde.
Dit onderzoek voert de bank veelal uit door de klant (standaard)formulieren te laten invullen. Deze zien toe op de (concern)structuur, de UBO’s en mogelijke PEP’s. Naar aanleiding hiervan wordt van iedere klant een profiel gemaakt. Dit profiel wordt opgesteld aan de hand van voornoemde risicofactoren. Vervolgens wordt de klant na een risicoanalyse en op basis van dit profiel ingedeeld in een risicocategorie. Zo kan een klant worden ingedeeld in een lage, normale en hoge risicocategorie. Uit de Wwft, de wft, de (bijlagen bij) de vierde anti witwasrichtlijn en de Leidraad van DNB volgt een kader aan de hand waarvan de bank (minstens) haar onderzoek moet uitvoeren.
In de Wwft zijn de situaties opgenomen waarin de bank een cliëntenonderzoek moet uitvoeren:
- als de bank een zakelijke relatie aangaat. Dit eerste cliëntenonderzoek moet zijn afgerond voordat banken een zakelijke relatie aangaan;
- als de bank een transactie verricht voor een klant boven een bepaald bedrag dat door de minister is vastgesteld;
- als er indicaties zijn dat de cliënt is betrokken bij witwassen of het financieren van terrorisme;
- als de bank twijfelt aan de betrouwbaarheid van gegevens die zij eerder van de cliënt heeft gekregen;
- bij risico op betrokkenheid van een bestaande cliënt bij witwassen of financieren van terrorisme daar aanleiding toe geeft.
Daarnaast volgt uit de Wwft wat voor soort cliëntenonderzoeken er zijn. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen een standaard cliëntenonderzoek (artikel 3 Wwft), een vereenvoudigd cliëntenonderzoek (6 Wwft) en een verscherpt cliëntenonderzoek (artikel 8 Wwft). Welk onderzoek van toepassing is, hangt af van de onderneming en de risicogroep waartoe zij behoort. Een verscherpt cliëntenonderzoek vindt plaats in de volgende gevallen (artikel 8 e.v. Wwft):
- het betreft een zakelijke relatie of transactie met een hoger risico op witwassen of financieren van terrorisme;
- de cliënt - of de UBO van de cliënt - is woonachtig of gevestigd, dan wel heeft zijn zetel, in een staat die door de Europese Commissie is aangewezen als een hoog risico-staat;
- de cliënt - of de UBO van de cliënt - is een politically-exposed person (PEP). Het begrip PEP beperkt zich niet langer tot buitenlandse PEP’s: ook binnenlandse PEP’s vallen nu onder dit begrip;
- In het geval van een correspondent relatie. Daaronder vallen betrekkingen tussen instellingen onderling die zijn aangegaan voor bijvoorbeeld diensten als contantenbeheer, geldovermakingen, transitrekeningen, valutawisseldiensten, en effectentransacties.
Op het moment dat sprake is van afwijkend (betaal)gedrag ten opzichte van het risicoprofiel, zal de bank nader onderzoek verrichten. In het kader van dit onderzoek worden diepgaandere vragen gesteld en diverse documenten opgevraagd. Denk aan vragen over concrete transacties, overeenkomsten, relaties en bedrijfsactiviteiten.
Bij de uitvoering van cliëntenonderzoek geldt dat de (wijze van) uitvoering van onderzoek telkens de eigen verantwoordelijkheid van de bank blijft – ook als de bank dit onderzoek uitbesteedt. Dit punt is in mijn optiek en naar mijn ervaring een van de oorzaken waardoor het tijdens het KYC-onderzoek vaak al verkeerd gaat, met een (onterechte) opzegging tot gevolg. De bank - althans de betreffende analist – kent de branche waarin de onderneming actief is niet, kent de onderneming niet, weet mede daardoor niet precies welke informatie moet worden opgevraagd en houdt het informatieverzoek bewust breed zodat de bank (in elk geval) aan haar verplichtingen voldoet. Op het moment dat de ondernemer dan aan de bank vraagt welke informatie de bank specifiek wenst en/of wanneer de ondernemer wel aan de verplichtingen die de bank aan haar oplegt voldoet, kan de bank daarop vervolgens geen antwoord geven. De ondernemer is daarmee niet geholpen en de bank uiteindelijk evenmin.
Als gezegd is het cliëntenonderzoek vaak de opmars naar een opzegging. Althans, als uit dit onderzoek door de bank wordt geconcludeerd dat er te grote integriteitsrisico’s kleven aan handhaving van de bankrelatie met de klant. Tot deze conclusie komt de bank (indirect) ook vaak als er onvoldoende wordt meegewerkt aan het onderzoek. Dit weegt zwaar mee. Ook in een gerechtelijke procedure. Maar wanneer werkt de klant voldoende mee en wanneer niet?
Vragen van de bank
Het (aangescherpte) cliëntenonderzoek bestaat veelal uit een vragenlijst van de bank, die al dan niet na beantwoording van de vragen tot nadere vragen leidt of voldoende duidelijkheid schept waarna het onderzoek wordt afgerond. Deze vragen kunnen toezien op de volgende onderwerpen en houden verband (en moeten verband houden) met de Wwft en Wft verplichtingen van de bank:
- de bedrijfsactiviteiten van de onderneming;
- herkomst van gelden;
- intern beleid en protocollen inzake controle transacties. De klant moet haar eigen relaties ook controleren;
- klanten en leveranciers;
- de wijze waarop de klant haar eigen leveranciers/klanten controleert;
- rechtsverhoudingen met contractspartijen en documenten (zoals schriftelijke overeenkomsten) waaruit deze blijken.
Moet ik meewerken aan een cliëntenonderzoek? (klantenonderzoek)
Een klant van de bank is verplicht om mee te werken aan een cliëntenonderzoek, tenzij er geen sprake is van een omstandigheid die dit onderzoek verplicht. Een veel gestelde vraag is of de vragen van de bank verplicht moeten worden beantwoord. De vragen die de bank aan haar klanten stelt, (moeten) gaan over transacties die de klant vanaf haar betaalrekening verricht, ontvangt, de herkomst van vermogen of andere zaken die de bank in dat verband van belang acht.
Dit raakt aan het recht op privacy van de klant. De bank is niet bevoegd om allerlei vertrouwelijke gegevens van klanten (en vervolgens díens klanten) in te zien. Waar ligt de grens? Hier ontstaat een tweestrijd voor de klant: aan de ene kant wil je dat het recht op privacy wordt gewaarborgd, maar aan de andere kant wil je de bancaire relatie in stand houden. Het niet beantwoorden van vragen kan namelijk ook als een verhoogd en of onacceptabel risico worden gezien, waardoor de bank de bankrelatie zal (kunnen) opzeggen.
Waar die grens ligt, is zoals vaker sterk afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Hier kan dus geen eenduidig antwoord op worden gegeven. Als richtsnoer moet worden aangehouden dat de bank alleen gegevens en informatie kan opvragen op grond van de Wwft en de Wft. Als de vragen zien op andere zaken en transacties die niet aan het doel van deze wetten raken, kan beantwoording hiervan niet worden verlangd.
De vragen moeten daarnaast in verhouding staan tot het doel van de betrokken wetgeving: op niet relevante vragen hoeft geen antwoord te worden gegeven en van de bank mag worden verlangd dat zij concrete vragen stelt. Dus niet: geef mij informatie over alle transacties die de afgelopen vijf jaren zijn verricht of geef mij informatie over privékwesties van de bestuurder. Let wel, het niet geven van onschuldige antwoorden kan soms ook tot onterechte argwaan leiden, waardoor het soms beter is de informatie te verstrekken en daarbij wel te wijzen op het feit dat deze informatie niet relevant is.
De ervaring leert ook dat de bank wel eens vragen stelt terwijl de antwoorden openbaar beschikbaar zijn (denk aan gegevens uit het KvK-uittreksel) of volstrekt onschuldige omstandigheden zo draait dat deze verdacht lijken. Ter illustratie noem ik een onderneming die haar postadres in de KvK had ingeschreven op het huisadres van de bestuurder. Reden hiervoor was dat de onderneming in een bedrijfsverzamelgebouw was gevestigd en de post telkens kwijtraakte. De bank vond het verdacht dat de onderneming geen “eigen” adres had, terwijl dit feitelijk wel zo was maar er een goede reden was om het postadres te wijzigen. Zo zijn er talloze voorbeelden te noemen.
De wijze van vraagstelling door de bank leidt in de praktijk veelal tot problemen. De ervaring is dat ondernemingen en hun adviseurs zeker hun best doen om de vragen te beantwoorden. De vragen van de bank worden alleen zo ruim geformuleerd dat de ondernemer ofwel de informatie niet kan verstrekken of dat niet duidelijk is wat de bank nu precies wil weten. Als dan vervolgens aan de bank de vraag wordt gesteld welke informatie zij nodig heeft of precies wil ontvangen, komt het regelmatig voor dat de bank hierop geen antwoord kan geven. Als gezegd: Het lijkt er dan op dat de bank zelf ook niet goed weet welke informatie ze in het betreffende geval in haar dossier moet hebben om aan haar eigen verplichting te kunnen voldoen.
Voornoemde omstandigheden verlangen een nauwkeurige reactie op de vragen van de bank. En ook daarbij moet in het achterhoofd worden gehouden dat deze reactie direct is gericht aan de bank, maar indirect ook is gericht aan de rechtbank en onderdeel zal worden van het procesdossier als een gerechtelijke procedure noodzakelijk is. Ook om die reden is het raadzaam tijdig en al bij aanvang van / gedurende het cliëntenonderzoek rechtsbijstand in te schakelen.
Uit rechtspraak en praktijkervaring blijken de volgende belangrijke (actie)punten voor ondernemers en banken bij het cliëntenonderzoek en de correspondentie (zodra een opzegging wordt aangekondigd c.q. zodra een opzegging plaatsvindt):
Bank |
Ondernemer / (Potentiële) klant |
Stel redelijke vragen en motiveer de vragen. |
Zorg voor tijdige en volledige, concrete beantwoording van vragen en zo veel als mogelijk in één keer, samen en ineens met de bijlagen. |
Geef voldoende tijd om de vragen te beantwoorden. |
Geef inzicht in het bedrijf / de business. Voorbeeld: enorme omzetstijging, vaag verdienmodel, onduidelijkheid over aan- en verkoop van producten. |
Maak de genoemde risico’s concreet. |
Geef inzicht in de herkomst van het geld. |
Er moet een belangenafweging plaatsvinden (waarover hierna meer). |
Geef een toelichting waarom het belang bij instandhouding bankrelatie zwaarder weegt dan de belangen van de bank (daarover hierna meer) |
Hanteer een redelijke opzegtermijn, afhankelijk van de omstandigheden van het geval. |
Aantoonbaar inspanningen verrichten om een bankrekening bij c.q. bankrelatie met een andere bank te krijgen zodra opzegging is aangekondigd/relatie is beëindigd. Eén afwijzing is niet zonder meer genoeg. |
Mag de bank de bankrelatie opzeggen: toetsingskader
Een bank mag de bankrelatie niet zomaar opzeggen.
Wetgeving
Als een bank een bestaande bankrelatie wil opzeggen, dan kan zij dit doen op grond van artikel 35 van de Algemene Bankvoorwaarden (ABV). In dit artikel is bepaald dat zowel de bank als de klant de relatie kan opzeggen (beëindigen).
Het opzeggen van de bestaande relatie wordt beheerst door de contractuele zorgplicht van de opzeggende partij. Deze contractuele zorgplicht is ook opgenomen in artikel 2 ABV. Zowel voor de bank (lid 1) als voor de klant (lid 2). Als een bank gebruik maakt van deze contractuele bevoegdheid om een relatie op te zeggen, dan moet de bank rekening houden met de belangen van de klant.
Jurisprudentie
In het standaardarrest ING / De Keijzer heeft de Hoge Raad in dit verband bepaald dat de geldigheid van een beëindiging c.q. opzegging door de bank moet worden beoordeeld aan de hand van de maatstaf van de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid uit artikel 6:248 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW).
Wat betekent dit nu concreet? Dit betekent dat de bank de bankrelatie alleen mag opzeggen als er een voldoende zwaarwegende grond voor opzegging bestaat en als de maatregel proportioneel is. Bij het opzeggen / beëindigen van de bankrelatie moet de bank haar zorgplicht jegens de klant op grond van artikel 2 ABV in overweging nemen en de bank moet een individuele belangenafweging maken.
Hiernaast geldt ook nog steeds de rechtsregel uit het arrest Rabobank / Aarding. In dit arrest zijn diverse factoren genoemd die een bank moet meewegen in haar belangenafweging voor het opzeggen van een relatie. Dit is uitgekristalliseerd in latere feitenrechtspraak van rechtbanken en hoven. Denk bijvoorbeeld aan de volgende factoren:
- de reden voor de opzegging;
- de opzegtermijn;
- de duur van de bankrelatie en het betaalgedrag van de klant;
- het handelen van de bank gedurende het cliëntenonderzoek;
- de gevolgen voor de klant;
- de (hoogte van de) schade voor de klant (voortvloeiende uit de gevolgen voor de klant);
- of de betrokkene nog wel toegang heeft tot een bankrekening na de opzegging;
Deze factoren vormen geen verplicht toetsingskader. Wel geven zij richting bij de beoordeling van de vraag of de opzegging naar de maatstaf van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Dat betekent ook dat iedere zaak, iedere casus (zoals gewoonlijk) op zichzelf staat. Dit vereist dat zeer goed en kritisch naar het feitencomplex wordt gekeken door zowel de bank als de betrokkene en diens adviseur. De belangenafweging speelt een hele belangrijke rol bij het van tafel krijgen van de opzegging na een cliëntonderzoek.
Bij de te maken belangenafweging dienen uiteraard ook de belangen van de bank in acht te worden genomen. Vaak gaat het om een afweging van de in onderstaande tabel genoemde omstandigheden, uiteraard aan te vullen met de specifieke gevallen van de casus en náást de hiervoor genoemde factoren ten behoeve van de klant (Rabobank / Aarding). Denk bij die specifieke gevallen bijvoorbeeld aan een onderneming met veel medewerkers (wiens salarissen mogelijk niet meer kunnen worden betaald). Denk bijvoorbeeld ook aan bepaalde komende (omzet)pieken in de bedrijfsactiviteiten van de onderneming.
Bank |
Ondernemer / (Potentiële) klant |
Contractsvrijheid. |
De onderneming is niet levensvatbaar zonder een betaalrekening. |
Verplichting tot het naleven van de Wwft en de Wft, voorkomen van civiele aansprakelijkheid en hoge(re) kosten toezicht. |
Het beantwoorden van vragen is soms onmogelijk. |
Afhankelijkheid van informatie van de klant. |
Een bewuste keuze voor een bepaalde bank en bereidheid tot betalen hogere kosten voor toezicht. |
Nieuwe bankrekening: zorgplicht en contractsvrijheid
Banken moeten niet alleen bij de opzegging van bestaande bankrelaties rekening houden met de zorgplicht. Einde 2021 heeft de Hoge Raad beslist dat een bank in bepaalde gevallen verplicht is om een nieuwe betaalrekening aan een voormalige klant aan te bieden. Ook als die bank eerder terecht de bankrekening (en andere diensten) van die klant beëindigde. Of de bank verplicht is een nieuwe rekening aan te bieden, dient te worden beantwoord naar de stand van zaken ten tijde van het wijzen van een vonnis (ex nunc). Dit is een uitzondering op het beginsel van contractsvrijheid. Dat beginsel brengt mee dat niemand kan worden verplicht een contractuele relatie met een ander aan te gaan. Ook de bank niet.
Dit recht is fundamenteel en zwaarwegend, maar niet zonder grenzen. Bij de begrenzing van dit recht voor banken is onder meer van belang dat hun maatschappelijke functie een bijzondere zorgplicht meebrengt ten opzichte van derden met wier belangen zij rekening behoren te houden op grond van hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Het is een feit van algemene bekendheid dat het zonder betaalrekening vrijwel onmogelijk is om deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer. Dit geldt niet alleen voor natuurlijke personen, maar ook voor rechtspersonen. Voor banken bestaat op grond van de Wft een wettelijke verplichting om aan consumenten een basisbankrekening aan te bieden, maar daaruit vloeit niet voort dat de contractsvrijheid van banken ten opzichte van niet-consumenten in het geheel niet kan worden ingeperkt. Daarom kan een bank onder bijzondere omstandigheden worden verplicht een contractuele relatie aan te gaan met een rechtspersoon, hetgeen ex nunc wordt beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden van het geval. Tot de omstandigheden van het geval behoort ook de omstandigheid dat eerder een rechtsgeldige opzegging heeft plaatsgevonden, maar die omstandigheid is op zichzelf niet doorslaggevend. Een andere belangrijke omstandigheid is of de klant zich voldoende heeft ingespannen een andere bankrekening bij een andere bank te openen.
Ter illustratie: In het najaar van 2022 heeft Viruswaanzin een gerechtelijke procedure gestart tegen ING om de eerdere opzegging van de bankrelatie van tafel te krijgen. Daarnaast vorderde Viruswaanzin dat ING was gehouden een bankrekening aan te bieden aan Viruswaanzin. De rechtbank wees de vorderingen van Viruswaanzin na een belangenafweging af.
Met de stelling dat een ondernemer in elk geval toegang moet hebben tot een bankrekening, komt ook de vraag bij welke bank dit dan zou moeten zijn. In de praktijk wordt veelal verwezen naar de bank waar de eigenaar/bestuurder/vennoot/maat van de onderneming bankiert.
Actie ondernemen tegen einde bankrelatie
Een bankrekening en een bankrelatie in brede zin worden niet van de één op andere dag opgezegd. Hieraan gaat in de regel het cliëntenonderzoek vooraf. Veelal stelt de bank een klant meermaals in de gelegenheid de vragen van de bank te beantwoorden en de verzochte informatie te verstrekken. Leidt dit er niet toe dat de bank het onderzoek positief kan afronden, dan wordt de bankrelatie opgezegd. Hieraan behoort een waarschuwing van de bank vooraf te gaan. Hierbij wordt medegedeeld dat als de vragen van de bank niet afdoende worden beantwoord dit het einde van de bankrelatie tot gevolg kan hebben. De bank moet ook een redelijke opzegtermijn hanteren. Veelal hanteert de bank een opzegtermijn van circa 3 maanden. Of dit een redelijke termijn is, is echter afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Zo kan in een gerechtelijke procedure (al dan niet (meer) subsidiair) een langere opzegtermijn worden gevorderd voor zover de opzegging in stand zou blijven.
Bezwaar maken en/of klacht indienen
Ten eerste verdient het aanbeveling om tegen de opzegging tijdig bezwaar te maken. Dit bezwaar dient schriftelijk te worden gedaan. Het is van belang dat in dit bezwaar duidelijk wordt uiteenzet – al dan niet onder overlegging van stukken – waaruit blijkt dat en waarom de opzegging onterecht is geweest. In de opzeggingsbrief moeten de redenen voor de opzegging zijn uiteengezet. Deze redenen moeten gemotiveerd worden betwist.
Dialoog zoeken
Daarnaast kan een poging worden gedaan om met de bank (al dan niet via de accountmanager) in overleg te treden. Soms worden zaken en omstandigheden op schriftelijke wijze maar niet duidelijk. Het verdient aanbeveling om aldus overleg voor te stellen en daarbij ook de bereidheid te tonen mee te zullen werken aan het cliëntenonderzoek (en dit dan ook te doen).
Gerechtelijke procedure starten
Mocht uit de beslissing op het bezwaar volgen dat de bank de opzegging handhaaft en mocht overleg niet mogelijk zijn of niet tot een oplossing leiden, dan is het zaak tijdig rechtsmaatregelen te nemen. Vaak is er een opzeggingstermijn van (slechts) enkele weken c.q. maanden, zodat in een bodemprocedure in de regel niet vóór de opgezegde datum een vonnis kan worden gewezen. In de regel is dan ook een kort geding procedure de aangewezen route om de opzegging van de bankrelatie (al dan niet deels en voor een bepaalde periode) van tafel te krijgen.
Best practices cliëntenonderzoek
Afsluitend geef ik uit eigen ervaring een aantal (praktische) tips voor situaties waarin een klant wordt geconfronteerd met een cliëntenonderzoek en/of een opzegging. Een aantal van deze tips zijn ook opgenomen in de overzichten hiervoor.
- kom in beweging! Reageer op het verzoek van de bank. Is de gestelde termijn te kort, neem contact op met de bank en vraag om een langere termijn.
- zorg ervoor dat alle communicatie ook schriftelijk verloopt. Leg telefoongesprekken vast per e-mail. Leg afspraken, bijvoorbeeld over een langere termijn, ook schriftelijk vast. Bouw het dossier op.
- onderbouw beantwoording van vragen zo nodig en mogelijk met stukken.
- beantwoord de vragen van de bank zo veel als mogelijk in één keer in een geordend document. Wees concreet in de beantwoording van vragen, blijf niet in algemeenheden spreken. Leg het businessmodel uit, zeker als het een specifieke branche betreft.
- zorg ervoor dat er een ontvangstbevestiging beschikbaar is van de correspondentie die aan de bank wordt verzonden. Idealiter wordt de correspondentie per e-mail en aangetekende post verzonden.
- houd waar mogelijk nauw contact met de accountant-relatiebeheerder over het onderzoek.
- houd termijnen in de gaten en maak tijdig bezwaar en schakel (rechts)bijstand in.
- veel onderzoeken lopen vast op onduidelijkheid, met een opzegging tot gevolg. Vragen worden half beantwoord en/of bankmedewerkers hebben geen kennis over de branche. Deze omstandigheden verlangen dat antwoorden worden uitgelegd. In veel gevallen kan dan worden voorkomen dat het tot een opzegging komt. Dit geldt temeer voor sectoren waarin specialistische/specifieke gebruiken voorkomen: hoe werkt de handel, hoe werkt de specifieke branche? Die specifieke kennis hebben de afdelingen die belast zijn met het cliëntenonderzoek niet in huis. Men vinkt de vragen en antwoorden af en kijkt – zonder verdere uitleg – vaak niet verder dan dat. Schakel (daarom) vroeg specialistische hulp in. Niet alleen van een jurist of advocaat, maar bijvoorbeeld ook van een (onafhankelijke) partij die kan ondersteunen gedurende dit proces. Denk bijvoorbeeld aan een partij/deskundige die kan verklaren hoe de branche werkt.
- laat zien dat de onderneming compliant is en haar interne protocollen op orde heeft, zo nodig met behulp van externe partijen. Heeft de bank hierover opmerkingen (nodig haar uit om suggesties te doen of kenbaar te maken hoe ze het dan wel graag ziet), laat dan weten dat deze (waar redelijk) worden geïmplementeerd, al dan niet met inschakeling van een externe of interne expert.
- communiceer, wees bereikbaar en overleg. Laat zien dat er bereidheid is om mee te werken, sta open voor suggesties maar wees ook kritisch en duidelijk als het gaat om vage en niet relevante vragen, vraag naar de grondslag van de vragen en nodig de bank uit tot een dialoog op locatie: de bank kan dan kennis maken met de onderneming, bij voorkeur in aanwezigheid van de geselecteerde adviseurs.
- als of zodra de bank de bankrelatie heeft opgezegd, communiceert zij ook een opzegtermijn en datum per wanneer de bankrelatie eindigt. Mocht tussentijds met de bank geen minnelijke oplossing worden bereikt, dan is het zaak om tijdig en binnen de termijn een gerechtelijke procedure (veelal een kort geding wegens de spoedeisendheid) aanhangig te maken. Mocht in de opzegtermijn alsnog een overleg ontstaan, zorg er dan voor dat de opzegdatum van tafel gaat ofwel voor een bepaalde termijn wordt opgeschort/uitgesteld.
- Afsluitend voor de adviseur (en in het bijzonder de accountant): veelal wordt een adviseur ingeschakeld om de klant te ondersteunen tijdens KYC-onderzoeken. De adviseur moet beoordelen of hij / zij bepaalde vragen (namens de klant) kan beantwoorden tegen de achtergrond van de regels waaraan hij zich moet houden. Zeker als de bank om verklaringen en bevestigingen vraagt is het zaak terughoudend te zijn en de verzochte verklaringen/bevestigingen in de regel niet te verstrekken.
Afsluiting
Stevenen we dan langzaam af op een wettelijk recht op een (betaal)rekening voor ondernemingen? In de rechtspraak hebben we deze verschuiving wel zien ontstaan, maar uiteindelijk is het aan de wetgever om hierover een knoop door te hakken. Zover is het nog niet. Tot die tijd moeten we het doen met een scala aan rechtspraak op een gebied dat telkens in ontwikkeling is en blijft. Uit die rechtspraak kan inmiddels wel een duidelijke ‘’to do list’’ voor zowel de ondernemer als de bank worden afgeleid. Doe er uw voordeel mee!
Even overleggen?
Tags
Financieringskwesties Onderneming Ondernemingsrecht
Columns van mr. D.T. (Diana) Mensinga
- Bedrijf overnemen en fusie: Juridische fusie
- Ondernemers opgelet! UBO's nog niet ingeschreven? Doe dat vóór 27 maart a.s.!
- De aan(deel)houder wint, door sluiting van een aandeelhoudersovereenkomst
- Niet WAUW maar WHOA: Een redmiddel voor ondernemers in zwaar weer
- Turboliquidatie: opgeruimd staat netjes! Of toch niet?
- Tijdelijke wet COVID-19 SZW en JenV
- Een “must read” om bestuurdersaansprakelijkheid in het zicht van het faillissement te voorkomen (Deel 1)
- Faillissement voorkomen? Grijp tijdig in met deze 6 tips!
- Wat te doen als een schuldeiser uw faillissement aanvraagt?
- Dit zijn de belangrijkste noodmaatregelen voor ondernemers
- Bestuurder meldt betalingsonmacht; voorkom bestuurdersaansprakelijkheid!
- Wetsvoorstel Homologatie Onderhands Akkoord (WHOA): een redmiddel voor bedrijven die in zwaar weer verkeren
- 10 opties als uw debiteur failliet gaat
- Het civielrechtelijk bestuursverbod: geen wassen neus
- 7 belangrijke aspecten van bestuurdersaansprakelijkheid
- Beëindiging van uw BV: 3 manieren met stappenplan